Search

Lauk Woltring

Mannen uit de kinderopvang?
Pedofilie biologisch gefundeerd? Casestudy over aanleg/omgeving.

Eind december 2010 schreef Kader Abdollah in Volkskrant (27-12-2010) een fel pleidooi tegen Mannen in de Kinderopvang n.a.v. de Amsterdamse misbruikaffaire in de Kinderopvang .

Hierop reageerde ik destijds met onderstaande tekst die flink werd verspreid via allerlei sites en weblogs. Kader fundeerde zijn verhaal o.a. op het feit dat pedofilie en pedosexualiteit (hij gooide beide begrippen door elkaar) biologisch zouden zijn gefundeerd en in de nasleep van de discussie werd ook Dick Swaab aan-gehaald. Omdat deze thematiek van belang blijft en de argumentatie sindsdien niet is gewijzigd heb ik deze tekst in mijn nieuwe site gehandhaafd en licht gewijzigd omwille van de leesbaarheid. (LW juli 2021)

Van dik hout zaagt men planken en dat je dan de plank ook nog eens behoorlijk kunt misslaan demon-streerde maandag 27 -12-20 Kader – geen mannen in de kinderopvang – Abdollah in zijn column in de Volkskrant. De redenering was simpel: foute mannen die aan kinderen willen zitten werden vroeger priester en zoeken nu de kinderopvang op. Die kun je daar weren door de sector voor mannen te sluiten. Kinderopvang is trouwens niets voor mannen. Sekserol identificatie? Nonsens. Mannen wassen geen billen en doen ze dat wel dan geven zij een verkeerd voorbeeld. Punt. Uit. Wat voor beeld heeft Kader Abdollah eigenlijk van mannen? Primitief? Romantisch? Patriarchaal? Of was hier een verlichte ayatollah aan het woord?
Zo door redenerend: sluit dan maar meteen de zwembaden voor badmeesters en dan gelijk ook geen man-nen meer in het primaire onderwijs, buurthuizen, kinderclubs, jeugdgezondheidszorg en alle instellingen waar kinderen met andere mannen dan hun vaders in contact komen. Er kan immers een foute tussen zit-ten. Jammer dames, al dat werk zult u moeten blijven doen. En jonge vaders: oké, zelf mag je je eigen kin-deren opvoeden (ook billen wassen?) maar houdt andere mannen  bij hen weg; die moet je juist tegen andere mannen beschermen. Overigens: het meeste kindermisbruik vindt plaats in gezinnen, dus mannen en kinderen… Altijd oppassen geblazen.
Abdollah heeft kennelijk niet in de gaten dat de rolverdeling tussen mannen en vrouwen hard aan het ver-schuiven is. Vrouwen werken  buitenshuis, jonge vaders verluieren hun kinderen en doen nog veel meer, geven zo ook een goed voorbeeld. Maar dat is nog niet voldoende, veel vaders doen dat helaas nog niet en in de kinderwereld komen sowieso nog weinig mannen voor.
Ik neem u graag mee in mijn gedachtegang: de wereld bestaat uit 50% vrouwen en 50% mannen. Schenk kinderen rijkdom door hen met beiden kennis te laten maken en met hun soms verschillende kwaliteiten, taal en stijlverschillen. Als kinderen al vroeg met beide ouders veilige interactie hebben en zich veilig aan hen hechten komt dat hun leven lang van pas, voor hun zelfbeeld en voor hun beeld van en omgang met anderen, ook seksueel.
Vrouwen doen het vaak goed in allerlei opvoedings- en verzorgende beroepen, maar soms ook gewoon niet. Zo vinden veel (niet alle!) vrouwen het moeilijk om goed in te gaan op de eigen ontwikkeling van jongens; zij geven minder aandacht aan de grote motoriek, mijden risico’s en leggen veel betekenissen in hun mimiek, klank en tussen de woorden in. Jongetjes voelen zich daarbij soms niet op hun gemak en kinderen krijgen zo wel een eenzijdig (voor-)beeld. In een women-only omgeving bouwen meisjes geen veilige gehechtheid op met mannen. Gevolg kan zijn dat zij mannen eng vinden; hoe moet je daar mee omgaan? Mogelijk ontwikkelen zij een zekere naïviteit, voelen zij zich niet op hun gemak bij jongens of mannen of leren zij al vroeg om mannen te manipuleren met lief doen of kijken. En jongens hebben met weinig mannen om zich heen en karikaturale beelden in de media een identiteitsprobleem. Dat is in onze cultuur sowieso al een stevig probleem. “Wie ben ik? Kennelijk een niet-vrouw! Maar wat zijn mannen eigenlijk?” Er zijn veel verborgen boodschappen over mannen en seksualiteit: “Ga niet met vreemde mannen mee”, en het jongetje denkt: “Help, wat is er met mannen? Is er met mij ook iets mis? Word ik er later ook zo een?”.
Kader Abdollah maakt gewag van “een instinctieve behoefte bij een fractie van de mannen die een drang naar kinderen heeft, niet cultureel, religie- of plaatsgebonden, maar niet tegen te houden, het is een deel van het menselijke leven”. Hij acht echter de fysieke aanwezigheid van mannen in een crèche sowieso al verdacht. Zijn redenering – ‘instinctief, deel van het leven’ – lijkt op een eerder in de Telegraaf opgedoken redene-ring van een psychiater als zou pedofilie net als hetero- of homoseksualiteit zijn aangeboren; een kwestie van aanleg, hetzij in genen gecodeerd dan wel als een biologisch gefundeerde ontwikkeling. Een rondgang langs deskundigen en ook mijn eigen jarenlange studie van o.a. seksualiteit bij jongens en mannen levert hiervoor geen steekhoudend argument; er duikt geen onderzoek op waarin dit voldoende wordt onder-bouwd. Bij mijn huidige inzicht is pedofilie een scheve ontwikkeling die al vroeg inzet, maar hoogstwaar-schijnlijk pas ná de geboorte en in interactie met de omgeving. Pedofilie gaat veelal samen met andere stoornissen. Vervolgens drukt deze zich vervolgens ook zelf uit in de neuronale ontwikkeling van het brein en het hormonale functioneren. E.e.a. is later zeer lastig of niet te corrigeren, hooguit hanteerbaar te maken. Mogelijk (hypothese!) heeft deze perversie mede te maken met een vroeg posttraumatisch stress syndroom, onveilige gehechtheid en een slecht begeleide seksuele ontwikkeling, waarbij volwassenen als eng en bedreigend worden ervaren en de jongen in kwestie geen volwassen hetero- of homoseksuele objectkeuze ontwikkelt maar zich op kinderen gaat richten.
Een deel van het kleine aantal pedofiele mannen (en nog kleiner aantal vrouwen) is actief op zoek naar kinderen en moet natuurlijk buiten de sector worden gehouden. Maar generaliserend met zo’n prehis-torische knots – alle mannen er uit – gaan zwaaien? Je komt qua preventie inzake biologische fundering  een heel eind via opleiding, supervisie, gedegen referenties natrekken, een transparante werkcultuur waarin goed opgeleide professionals elkaar aanspreken op alles wat zij waarnemen, een goede werkbegeleiding en ook alerte ouders . 100% garantie bestaat nergens. Dat is het menselijke leven.
Nederland loopt vergeleken met omringende landen vér achter met mannen in de kinderopvang. Met slechts enkele mannen in de sector is iedere man daar vreemd en ‘dus’ verdacht. Gaarne juist meer, goede, mannen in de wereld van kinderen. Als dat normaal wordt, vgl. bijv. Noorwegen, Schotland, Denemarken en meer andere landen, dan vallen de verkeerde mannen mogelijk ook eerder op. Goede mannen kunnen daar ook voor waken. Ook daar kunnen zij kinderen beschermen.
Lauk Woltring, gedragsdeskundige, o.a. Adviesbureau ‘Werken met jongens’, Platform Jongens in balans.
(Bij citeren graag bron noemen: www.laukwoltring.nl )

Naschrift 6-1-2011 Over biologische aanleg van pedofilie

Inmiddels zijn mij diverse teksten toegezonden over de oorsprong van pedofilie, die mij er toe brengen een gedeelte van mijn reactie op Abdollah, inzake biologische fundering van pedofilie, nader toe te lichten. Dit tast de hoofdlijn van mijn betoog niet aan en leidt ook in geen enkel opzicht tot het bannen van mannen uit de wereld van kindercentra, onderwijs, e.d.
Ik schrijf dit naschrift als een case-study waarin ik mijn opstelling t.o. de neuro-psychologie nader verklaar, nodig om het belang en de mogelijkheden van educatie te benadrukken. Vgl. ook mijn site, pagina algemeen, sub neuropsychologie.
In mijn ingezonden brief schreef ik ‘hoogstwaarschijnlijk ontstaan na de geboorte’. Er duiken nu stukken op, o.a. van de hand van Ai-Min Bao & Dick Swaab, welke de overtuiging zijn toegedaan dat seksuele oriëntatie, inclusief pedofilie, ná de bevruchting maar reeds ín de baarmoeder wordt gevormd. (Zou dus niet genetisch van aard zijn, maar wel reeds voor de geboorte ‘biologisch zijn gefundeerd’.)
Op basis van diverse andere studies ben ik van mening dat Swaab hierin – ook vergeleken met diverse col-lega’s uit zijn eigen vakgebied – érg ver gaat. Ik ben geen neuropsycholoog, maar, met alle respect voor Swaab, ik heb zo mijn twijfels bij zijn opvatting, mede ingegeven door het ‘frame’ van waaruit Swaab denkt en waarbinnen hij al zijn waarnemingen plaatst: ‘Wij zijn ons brein, en wij worden reeds in de baar-moeder geprogrammeerd voor de rest van ons leven’: onze hersenen bepalen ons gedrag en de grondvesten van onze hersenen worden al prenataal vastgelegd.
I.t.t. talloze andere auteurs is bij hem voor plasticiteit van het brein weinig ruimte (vgl. behalve zijn  boek ‘Wij zijn ons brein’ ook een groot interview met hem in De Groene Amsterdammer d.d. 11-11-2010).
Dat de hersenen van pedofielen op onderdelen mogelijk anders functioneren dan bij niet pedofielen is inmiddels op basis van studie aannemelijk, evenals het feit dat pedofilie vaak samen gaat met persoon-lijkheidsstoornissen welke al zeer vroeg tot ontwikkeling komen (‘comorbiditeit’), maar Swaab’s grote nadruk op de alles bepalende prenatale ontwikkeling deel ik niet. Wel is duidelijk dat ‘behandeling’ van pedofilie in de richting van verandering van hun voorkeur door velen als onmogelijk wordt gezien, het-geen ik ook in mijn brief al schreef.
Ik zie onder neuropsychologen ruwweg een tweedeling: enerzijds de ‘cogneuten’ (cognitieve techneuten) met ruwweg de boodschap: “Jij bent zoals je bent, omdat je hersens zo in elkaar zitten“(Vgl. Swaab en weten-schapsjournalisten als Henk Mieras, met zijn bestseller ‘Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over ons zelf’). En aan de andere kant denkers/onderzoekers als Antonio Damasio en in Nederland Jelle Jolles met – in mijn woorden -: “Je hersenen zijn wat ze zijn door de manier waarop jij je hebt ontwikkeld, wat jij van jongs af met jouw aanleg en de invloeden en impulsen uit je omgeving aan hebt gedaan“. Laatstgenoemden (vgl. ook Sitskoorn) hebben meer te melden over de plasticiteit van het brein, maken duidelijk hoe en waar de eigen verantwoordelijkheid een plaats heeft, hoe de interactie met anderen, de cultuur en de dynamiek daarin de ontwikkeling van het brein van de individuen beïnvloedt, etc.
Ik vrees dat de eerstgenoemden, ‘de cogneuten’ , een bijzondere aantrekkingskracht hebben door hun verklarende en verontschuldigende werking. Zie ook het ‘Oh! en  ‘Ah’ van wetenschapsjournalisten, op weg naar het volgende nieuwtje. Zodra er maar ergens een onderzoek opduikt van ‘deeltjesdenkers’ die de grotere samenhangen niet zien en waarin gedrag (het liefst natuurlijk rond seks en/of misdaad) wordt gelinkt aan een stofje of een verbindinkje, dan zijn ze er als de kippen bij. Ook de illusie van sommige wetenschappers alles onder controle te kunnen brengen speelt hierbij een rol (ik schreef dit in 2011. Nu juli 2021, is dat wellicht minder. LW). Opvallend is dat deze wetenschappers vaak a-maatschappelijk denken, en in hun drang naar statistische samenhangen de waarde van de persoon met alle individuele verschillen en geschiedenissen vaak verdonkeremanen. Cynisme (teleurgesteld idealisme?) en een zeker sarcasme speelt op de achtergrond een grote rol: “Maakbaar? Vergeet het maar!”. Soms doemt bij mij het beeld op van alfa-mannetjes op de top van de wetenschapsrots die lichtelijk sardonisch neerzien op al degenen ‘die het allemaal niet snappen’ (en in mijn fantasie is er al een nieuwe Tom Poes verschenen: heer Bommel en de deeltjesdenkers, maar nu sla ik wellicht op hol).
Waar Swaab’s visie soms wat rechtlijnig en materialistisch is, zijn andere hersenwetenschappers ervan overtuigd dat er in het brein geen 1:1 verhouding is tussen gebied, structuur en functie. Zij wijzen op de ondoorzichtigheid en flexibiliteit van de werking van de hersenen. Hersenen zijn uitermate glibberige materie; niet alleen letterlijk. Swaabs boek suggereert echter aan de hand van scans en vlekjes dat de werking van de hersenen vrij inzichtelijk is (K.Coumans, 8Weekly, boekbespreking 8-12-2010).

Het is natuurlijk wel erg goed om ‘het ruwe materiaal’ te kennen waarmee mensen opgroeien en waar ze zelf tot op zekere hoogte (maar hoger dan veel mensen denken!) ook invloed op kunnen uitoefenen. Het gaat juist om beter zicht te krijgen op de interactie tussen aanleg en de omgeving gedurende de rijping, zeker bij jonge kinderen, maar ook ver tot in de jonge volwassenheid. Zeker professionele opvoeders, onderwijzers, hulpverleners, e.d. moeten hun huiswerk op dit gebied wel doen, al was het maar om te weten hoe en waar de ‘ontwikkelingsvensters’ zitten, waar de zône van naaste ontwikkeling bij iedere leerling of cliënt zit, waar hij of zij mee heeft te dealen, etc. (zie ook mijn basistekst). Zo rijpen jongens wat later en staan zij op een aantal terreinen gemiddeld voor andere ‘ontwikkelingsopgaven‘ dan meisjes en daarmee staan opvoeders, opleiders en hulpverleners (en ook politieagenten) voor andere ontwikkelingstaken bij meisjes dan bij jongens…. (Begin 2011 verscheen hierover een aardig boek van Michael Gurian: Boys & Girls (primair onderwijs). Ik haalde dit boek naar Nederland, was betrokken bij de vertaling en schreef de inleiding met een begeleidende tekst op de site van de uitgever. Ik kan het boek sterk aanraden!). Een andere toegankelijke aanrader inzake de plasticiteit van het brein is Ellis en het verbreinen dat Jelle Jolles (2010) schreef bij zijn oratie aan de VU als hoogleraar ‘Hersenen gedrag en Educatie’ en Educational Neuropsychology:  Zie ook Jolles, 2017 en 2020 (zie mijn pagina literatuur)

Literatuur bij dit artikel: (zie verder ook de uitvoeriger litteratuurlijst  op deze site)
Fogteloo, Margriet & Casper Thomas, ‘De vrije wil is een plezierige illusie’ (interview met Dick Swaab) in De Groene Amsterdammer, 11-11-2010 pag. 24-27
Gurian, Michael, Kathy Stevens & Kelley King, Boys & Girls. Strategieën voor Onderwijs aan Jongens en Meisjes in het basisonderwijs Uitgeverij OMJS, Helmond 2011
Hall, Ryan C. W. & Richard C. W. Hall, A Profile of Pedophilia: Definition, Characteristics of Offenders, Recidivism, Treatment Outcomes, and Forensic Issues. Mayo Clin Proc. April 2007; 82(4):457-471
Jolles, Jelle, Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag en educatie, Neuropsych Publishers, Amsterdam-Maastricht 2010
Bao, Ai-Min and Dick F. Swaab, Sex Differences in the Brain, Behavior, and Neuropsychiatric Disorders, Neuroscientist 2010, 16: 550
Quincey, Vernon L. The etiology of Anomalous Sexual Preferences in Men  Ann. N.Y.Acad.Sci. 989: 105-117 2003, New York Academy of Sciences
Swaab, Dick, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer. Contact, 2010
2016: Er is een zeer informatieve site over pedofilie en pedoseksualiteit: http://www.seksuologischehulpverlening.info/aangetrokken-voelen-tot-kinderenpedofilie