Jongens in balans: ontwikkeling, kansen en risicogedrag
Basistekst, sleutel begrippen
L.Woltring update 15-06-2023 Deze tekst werk ik regelmatig bij n.a.v. nieuwe of meer precieze inzichten. Bij citaat van delen uit deze tekst: gaarne bron vermelden met datum updateen liefst een link naar deze tekst of de site www.laukwoltring.nl maken.
1. Vooraf
2. Man-vrouw verhoudingen
3. Plezier of probleem?
4. Beleid
5. Jongens – een blinde vlek?
6. Aanleg, omgeving en rijping
a. Chromosomen en hormonen: the male body-brain
b. Stressreacties
c. Rijping van het brein
d. Motoriek
e. Risico’s nemen
f. Emoties en grip op je eigen reacties
7. Jongens nu
8. Mannen in opvoeding en onderwijs: rolmodel en feeling voor leerstijlen jongens
9. Beelden, media en reclame
10. Machtsstrijd of balans?
11. Energie in banen leiden
12. Zone van naaste ontwikkeling (Vygotski)
1. Vooraf
Wij – mannen en vrouwen – leven in een boeiende tijd: spannend, soms vreselijk, maar ook vol nieuwe mogelijkheden en inzichten. Het klimaat verandert echt, wereldwijde verhoudingen veranderen, er is oorlog in de Oekraïne, de financiële en politieke crises spreken boekdelen, individualisering, materialisme en hebzucht strijden met nieuwe inzichten, maar dat is niet het enige verhaal. Terwijl de oude vliegwielen nog door draaien, worden uit de crises ook lessen getrokken. Veel (jonge) mannen zoeken andere wegen. Het inzicht in deze processen groeit, evenals de wens om het ánders te doen. Velen zien de uitzichtloosheid van steeds maar weer materiële compensatie voor onbevredigde behoeften die meer in het emotionele, zo men wil spirituele vlak liggen. Inkomen is nodig voor onderdak, eten, leven, maar keihard werken om met de opbrengst ervan de spullen te kunnen kopen die ons moeten compenseren voor de gevolgen van dat harde werken…? Uitzichtloos. Mannen spelen in deze dynamiek een eigen rol: zowel als erfenis van eeuwenlange taakverdeling tussen mannen en vrouwen als uit overgeleverde dominantie en een traditionele invulling van hun sekse.
Veel mannen en vrouwen zoeken naar meer sociale vormen van ondernemerschap: een alternatief voor ‘steeds meer’ richting ‘steeds beter’.
Ghandi: “There is enough for everybody’s need, but not enough for everybody’s greed“.
Het is steeds duidelijker dat we – hoezeer ook verdeeld, met z’n allen één wereld delen. Er moet nog veel worden geleerd, er wórdt veel geleerd en er valt ook veel te leren. De vele uiteenlopende betekenissen van ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ en de onderlinge verhoudingen worden beïnvloed door de manier waarop we ons inkomen verdienen, hoe die taken verdeeld zijn, de economie, maar opvattingen over wie of wat je bent oefenen ook weer invloed uit óp die economie. Wij zijn geen slaafse volgers.
Er is steeds meer ruimte voor ieders eigen invulling voor zijn/haar/hun eigen sekse en identiteit al moet die wel steeds weer worden bevochten. Soms dreigt overmatige benadrukking van de eigen identiteit een bestemming te worden en leidt dat zelfs tot afsluiting, gebrekkige samenwerking en wordt dus nieuwe beperking .
2 Man-vrouw verhoudingen
De discussie over de verhoudingen tussen de seksen gaat door evenals de toenemende erkenning van de verschillende manieren waarop mensen zelf, maar ook de maatschappij hun sekse invullen (gender), zoals LHBTIQ+. Soms helaas oppervlakkig: “Vrouwen gaan vooruit, nemen meer ruimte in” en dat is natuurlijk volstrekt terecht, zolang ze maar niet bepérkte en beperkende zgn. ‘mannelijke’ idealen als de hunne gaan zien, dan komen we immers nóg niet verder.
‘Het patriarchaat’ als projectiescherm voor allerhande onvrede is een monsterbegrip. Voor wie geldt dat in welke positie en in welke mate? En een verhaal over mannen á la “Mannen zijn of gewelddadig of zielenpoten of lopen belachelijk achter” is weinig krachtig en doet hen geen recht. Sommige modieuze mannelijke publicisten gaan mee met een vals klinkende jeremiade van ‘weg met ons’ [1]: een bekende en eigenlijk wat laffe truc: een beetje sarcastisch of meer cynisch: “Ok, ik bèn een oen, maar aan mij valt toch niks te veranderen” en intussen gewoon doorgaan met wat je doet. Cynisch, klagerig en vol gespeeld zelfbeklag benemen zij het zicht op een toekomst waarin zowel mannen als vrouwen hun kracht ontwikkelen, meer in balans zijn en daar ook actief samen naar stréven.
Tussen de regels sluimert bij mannen én vrouwen ook soms een terugverlangen naar de klassieke macho man, de ruige en aantrekkelijke testosteronheld. Met dit regressieve en stereotype beeld spelen populisten zoals bijvoorbeeld Trump of Andrew en Tristan Tate in op de boosheid en wrok bij jongens en jonge mannen die zich niet erkend voelen in hun ambities en dilemma’s. Dat helpt opgroeiende jongens echter weinig verder, maar eerder in de vernieling.
Er is niets mis met een sterk lijf, een sterke wil, kracht, ambitie en enige competitie, maar idealisering van intimidatie, ellebogen-werk, misogynie, geweld en oorlog is niet het pad waarop we verder komen, integendeel het leidt tot destructie.
De reclamewereld en daardoor beïnvloede – en vaak ook daarvan afhankelijke – media roepen door hun beelden voortdurend gevoelens van tekortschieten op: bij mannen én bij vrouwen. Zij stimuleren angst met alarmistische beelden of gijzelen hun lezers en kijkers met karikaturale ideaalbeelden. Zij houden hen voor dat zij zichzelf een meer gewenste identiteit kunnen verschaffen, als dat al zou kunnen. Of zij sugge-reren dan toch minstens dat het gewenste gevoel bereikbaar is door allerlei producten te kopen. Dat gevoel is overigens maar slechts voor éven, want straks wacht de volgende productcampagne. Tevredenheid en reflectie zijn immers de vijand van reclame en van een economie die is gebaseerd op groei (van wat? voor wie? met welke gevolgen?).
Mannen hoeven niet identiek aan vrouwen te worden, evenmin als andersom. Mannen kunnen hun eigen sekse zelf invullen, zij kunnen hun kracht ontwikkelen en juist dátgene doen waar zij, deels door aanleg, goed in zijn, maar zij kunnen – net als vrouwen – ook nieuw gedrag leren in die aspecten die hen minder gemakkelijk komen aangewaaid. Er is vaak een zekere spanning tussen de seksen en dat is ook onvermijdelijk. Dat is ook creatief, leidt voor sommigen tot essentiële aantrekkingskracht over en weer, het is een spel dat velen niet willen missen, maar dan niet met de een boven en de ander onder. Dit ‘spel’ wisselt overigens tussen mannen en vrouwen per levensgebied.
3 Plezier of probleem?
Use it or lose it. Dit geldt voor het zich ontwikkelende brein en de verbindingen die we daarin al dan niet maken juist dóór het leven mee te maken en er op te reageren. En dat geldt zeker ook voor de energie en de kwaliteiten van jonge mannen. In een tijd van tekorten aan gekwalificeerde jonge arbeidskrachten en een vergrijzende bevolking zien we hoe een deel van de vooral mannelijke jeugd vroegtijdig op school uitvalt en zijn energie destructief gebruikt. Een groot deel blijft onder zijn kwaliteiten.
Bij jongens springen kwaliteiten als dadendrang, creativiteit, speelsheid en het aftasten van grenzen gemiddeld wat meer in het oog dan bij meisjes. Zij tonen initiatief, mogen graag experimenteren, zijn oplossingsgericht, tonen ambitie en hebben in hun jeugd vaak een elementair gevoel voor rechtvaardigheid. Iedere jongen is natuurlijk anders. Met veel jongens gaat het prima, de huidige generatie jongeren leert veel van waar vorige generaties wel eens mistastten en zij gaat soms opmerkelijk wijs, soepel en plezierig met elkaar en anderen om. Er is niets mis met het ten volle verkennen en benutten van je kracht en je mogelijkheden, maar uiteindelijk wel graag samen met anderen, in balans met je omgeving en je eigen verantwoordelijkheden. Derhalve: laten we vooral geen problemen maken waar ze niet zijn.
Sommige jongens komen echter maar half uit de verf en er is een groep waarmee het écht niet goed gaat. Hun imago in onderwijs, politiek en media is vaak slecht: ze zouden onrustig zijn, ontoegankelijk, lui, grof, agressief of onberekenbaar (en zijn dat soms ook). Zij willen te weinig of juist teveel. Dit geldt na-tuurlijk maar sommigen, maar dan nog… Zíjn deze jongens zo en daarmee uit? Of kunnen wij hun gedrag ook zien als hún reactie of antwoord op hun onveilige gehechtheid aan hun ouders, hun thuissituatie, gebrekkige opvoeding en op wat volwassenen hen te bieden hebben? De wereld van sport, media, videoclips en reclame lijkt wangedrag soms te verheerlijken.
Zij zijn niet lastig; ‘lastig’ is geen eigenschap; wij hebben last van hen. Last is iets in een relatie. De een heeft last van mij, de ander juist niet… Jongens staan voor stevige opgaven en slagen daar niet steeds in. Daarbij vragen zij soms veel van ons. Dat rust als een last op onze schouders en daarom noemen wij hen lastig omdat wij hen niet aankunnen. Wellicht hebben ‘wij’, volwassenen, hen in de kou laten staan, heb-ben ‘wij’ dit gedrag mede veroorzaakt door te weinig in contact met hen te treden, niet goed op hen in te spelen, hen (in ons verlangen naar onze eigen voorbije jeugd) te veel verheerlijkt, weinig tegenspel gegeven, teveel aan hun ‘vrijheid’ over gelaten, verwend of hebben we ons te weinig opvoedkundige vaardigheden eigen gemaakt. Zij en wij leren van vallen en opstaan, en niet van het weghouden van alle problemen. Opvoeding in deze tijd kost nu eenmaal aandacht, tijd en vooral ook speelruimte, die gestreste ouders of leraren vaak niet hebben. De vraag is steeds: wat heeft dít kind nú van mij nodig. Opvoeden is uitvinden of, in de woorden van Steven Pont, opvoeden is intelligent vooruit struikelen.
De grote vraag is wat jongens met hun energie gaan doen. Waar dromen zij van? Welke volwassenen – mannen en vrouwen – steunen hen om uit te zoeken wat nu eigenlijk wérkelijk waarde heeft, waarin zij hun talenten gaan ontwikkelen en waar zij hun energie op gaan richten? Hoe kunnen zij met al hun zintuigen hun gewaarwordingen uitbreiden, zich bewust worden van zichzelf en de wereld, hun verantwoordelijkheid voor de wereld oppakken als zij dat al niet doen, en hoe kunnen zij zich met anderen verbinden in plaats van in hun verwarde ego te blijven vast zitten?
4 Beleid
Jongens die zich niet sterk manifesteren vallen buiten de aandacht en staan bij problemen dikwijls alleen. Bij hen die grenzen overschrijden werkt een ongerichte harde aanpak meestal averechts. Het roept nieuwe agressie op en na het blussen van een brandje is het wachten op het volgende incident. Professionals in de jeugdzorg en ambtenaren in het jeugdbeleid zitten vaak met de handen in het haar. Jeugdgevangenissen doen veelal geen recht aan achterliggende stoornissen en verworden gemakkelijk tot een school voor criminaliteit als zij geen perspectieven weten te bieden.
Sinds jaren heeft men in onderwijs en overig beleid bijzondere aandacht voor meisjes en hún problemen, vragen en mogelijkheden en dat is prima! Maar voor jongens geldt dat nog maar nauwelijks. Al is er een begin [2]. Zom organiseerde ik in 2009 samen met het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum een conferentie ‘Jongens in beeld’. Er verscheen een Emancipatiemonitor (CBS) waaruit bleek dat jongens op bijkans alle fronten in het onderwijs achterliepen, er werden Kamervragen gesteld, in 2010 was er een ITS-rapport ‘De onderwijsachterstand van jongens’ en kwam SLO met een ‘Handreiking Jongens en Meisjes’. In 2020 kwam de Onderwijsraad weer met een nieuw rapport. Zie ook de pagina Onderwijs. Zo vlamt de discussie af en toe wel op, maar er verandert weinig. De scope blijft vaak beperkt tot direct waarneembaar cijfermateriaal en enige bias richting de ontwikkeling van meisjes en LGHBTIQ+. De lange lijn in de ontwikkeling van jongens van 0-24 (van KDV, BSO, PO, VO, (V)MBO tot HBO en WO) blijft veelal buiten beeld (zie ook het boek De ontwikkeling van jongens in het onderwijs. Context en praktijk van primair tot en met hoger onderwijs dat ik in 2019 met vele anderen schreef, 3e druk december 2022.)
Áls er aandacht voor jongens is anticipeert die helaas vooral op mogelijke overlast en is vaak repressief. Zij zoeken het verder zelf maar uit en krijgen ‘zo nodig’ op hun donder (‘Daar leren ze van…’). Teveel verwijten in opvoeding en onderwijs werkt echter slecht. Schuld en schaamte zijn zeer sterke emoties. Wanneer je je niet in staat voelt om schaamte te verhinderen of schuld in te lossen, wordt het gevoel van tekortschieten slechts versterkt. Dit vormt samen met wrok een explosieve combinatie. Je kunt natuurlijk straf vermijden door te gehoorzamen, maar ook door onzichtbaar te worden, te duiken of stiekem te worden. Vernederende sancties of onvervulbare opdrachten leiden tot afsluiting, afweer en verharding, sommigen gaan zich richten op destructieve rolmodellen. Vroegtijdig school verlaten is zelden de opmaat voor een succesvolle toekomst.
Jeugdbeleid en justitie zijn vaak ambivalent: jongens krijgen erg veel ruimte maar worden ook in de gaten gehouden, soms hard aangepakt.
Natuurlijk zijn er betere manieren om met jongens om te gaan. Het vergt creativiteit en feeling voor diversiteit, sekse- en cultuurverschillen om die te ontwikkelen. Op basis van jarenlange ervaring in binnen- en buitenland kan ik U daarbij van dienst zijn.
5 Jongens – een blinde vlek?
Neem een willekeurig krantenartikel, vervang het woord jongeren door ‘jongens’ of ‘meisjes’ en kijk of hetgeen er staat nog wel klopt. Waar media en beleidsnota’s spreken over ‘jongeren’ betreft het in feite vaak jóngens, zonder daar nader op in te gaan. Een blinde vlek? Of is de schrijver te lui om zich in die verschillen te verdiepen? Of wil hij/zij zich niet aan die discussie branden?
Willen we die blinde vlek onderzoeken dan komen vragen op als: Wat houdt jóngens eigenlijk bezig? Waarin schuilen hún kwaliteiten en plezier? Hoe kunnen zij die ontdekken? Waar zit hun kracht en waar lopen zij vast? Hoe maak je contact? Waarin kunnen wij hen steunen?
Bij een economische recessie, stilstand of tijdens de COVID-19 pandemie bleek ‘niets doen’ destructief voor het zelfbeeld. Het tast de motivatie aan. Er was en is genoeg te doen. Ook bij ‘werkeloosheid’ is het van belang te bezien waar je je energie aan gaat besteden. In de huidige economische situatie is de druk om te participeren in onderwijs en arbeidsmarkt hoog, maar het daar geldende format past jongens vaak niet. Er is sowieso sprake van groeiende achterstand in het onderwijs, maar soms lijken jongens wel ‘de kanariepiet in de kolenmijn’. De daar gestelde eisen zijn voor sommige jongens zonder adequate begeleiding eenvoudigweg te hoog of te laag, en dat geldt vaak extra sterk voor jongens met een kleur.
Meisjes doen het op veel terreinen steeds beter, al is ook hier nog veel te verbeteren. Jongens scoren echter gemiddeld veel hoger dan meisjes bij allerlei riskant gedrag, alcohol- en drugsgebruik, school vijandig gedrag of (kleine) criminaliteit, met niet alleen schade aan anderen maar ook bij hen zelf. In het onderwijs wordt langzaamaan erkend dat jongens in het huidige onderwijs vaak beduidend minder goed gedijen, maar men doet er nog weinig aan (goede uitzonderingen daargelaten). Natuurlijk geldt dit niet voor alle jongens, er is echter een grote groep die achter blijft of ver onder hun kunnen blijft. Dwingen en/of roepen dat zij meer hun best moeten doen is niet het antwoord. Misschien zien wij hun ‘best’ niet…
6 Aanleg, omgeving en rijping
Aanleg (XY) realiseert zich in de wisselwerking tussen het ‘ik’ en de omgeving. Het effect van opvoeding, onderwijs en allerlei interventies kan fors omhoog wanneer men contáct met hen maakt, hen serieus neemt en weet in te inspelen op de eigen aanleg en rijping van jongens.
In a nutshell: aanwezige verschillen in aanleg (jongen/meisje/tussenvormen) moeten we niet ontkennen of wegmoffelen, dat leidt tot wrok, boosheid en meer, maar érkennen, herkennen en zo nodig metb hen zelf bewerken. Wij zijn flexibele wezens. ‘Met kennis van ‘het ruwe materiaal’ kunnen we nog vele kanten uit, maar dan moet je dat ‘materiaal’ wel kénnen.
6a Chromosomen en hormonen: the male body-brain[3].
XX of XY? Praten over aanleg in het sekse-(of gender-)debat is lange tijd verdacht geweest. Aanlegverschillen werden en worden immers aangevoerd als legitimatie van maatschappelijke misstanden. Alsof je voor afwassen een bepaald gen nodig zou hebben. Aanleg geeft wel zekere grenzen aan, maar ontwikkeling van ieders mógelijkheden heeft alles te maken met de invloeden uit de omgeving, bijvoorbeeld hoe wij jongens en meisjes benaderen.
Het wordt steeds duidelijker dat jongens zich gemiddeld wat ánders ontwikkelen dan meisjes. Bijvoorbeeld qua groei van het lichaam, m.n. ook van het brein en qua werking van hormonen. Op sommige terreinen gaan zij sneller: ruimtelijke, fysieke en visuele oriëntatie, grote motoriek, spierkracht. Op andere terreinen juist langzamer: talige expressie van emoties, de ontwikkeling van de kleine motoriek – denk bijvoorbeeld aan schrijven – langdurige concentratie, empathie, remming van impulsief gedrag.
Het ‘go systeem’ (beloning van nieuwe ervaringen, opwinding bij risico nemend en experimenterend gedrag) ontwikkelt zich sneller dan het ‘stop systeem’ (nadenken over de gevolgen van gedrag, anticipatie en planning). Ergens inspringen en dan maar kijken waar het schip strandt biedt leerervaringen maar is soms gewoon ook schadelijk, voor zichzelf en voor anderen. Op individueel maar ook op wereldniveau. De hevigheid van de beurscrises is deels toe te schrijven aan het snelle korte termijnperspectief van jonge mannen op de beursvloer en in de dealing-rooms van banken, die opleven bij snel korte termijn effecten en riskant gedrag, maar onvoldoende stabiel, emotioneel vaardig sociaal en reflectief zijn om het in andere beroepen te redden.
Men kan concluderend wel zeggen dat veel jongens en mannen bij het beheer van hun energie voor andere opgaven staan dan de meeste meisjes of vrouwen.
Mannen kunnen prima zorgen, maar dat gaat vaak niet vanzelf. De ontwikkeling van empathie en zorgen voor anderen verloopt deels langs ándere wegen en gebieden; het is voor ieder die jongens en jonge mannen serieus neemt een uitdaging om daar de weg in te vinden. Kortom: de omgeving speelt een grote rol, maar dan moet die omgeving haar/zijn rol wel serieus nemen en goed kijken hóe jongens opgroeien, wat tijdens hun rijping hun bijzondere opgaven zijn.
Inzicht in hormonale en neurofysiologische processen is geen alibi voor wangedrag, maar biedt ons juist inzicht in hóe jongeren zich ontwikkelen en wáár zij een steuntje, voorbeelden, een interventie of grenzen goed kunnen gebruiken. Bio- en neuropsychologie leggen niet uit hoe jongens en mannen zijn, hoe zij in elkaar zitten, maar laten zien hoe jongens en mannen zich ontwikkelen. Recent onderzoek maakt telkens weer het belang van de epigenetische ontwikkeling duidelijk (de ontwikkeling die al in de baarmoeder plaatsvindt na de fusie van zaadje en eitje) en die invloed uitoefent op het ruwe materiaal waarmee wij zijn geboren (‘aanleg’). Hoever dat gaat blijft natuurlijk een eeuwige discussie.
Het Y-chromosoom zorgt ervoor dat de foetus via een reeks complexe processen wordt omgebouwd of doorontwikkeld (’t is maar hoe je het brengt) tot de mannelijke variant. Hierbij speelt testosteron al een grote rol; het is een prachtig hormoon, het maakt mannen van ons, maar het stelt ons ook voor extra opgaven[4]. En daarbij gaat wel eens wat mis: meer complicaties tijdens de zwangerschap en bij de geboorte. De eerste 10 jaar zijn jongens wellicht het zwakke geslacht, daarna worden zij sterker.
Jongens hebben veel meer testosteron dan meisjes en zijn daardoor wat beweeglijker, energieker. Op enkele gebieden zijn zij waarschijnlijk iets minder ontwikkeld bij de geboorte, er moet nog meer gebeuren dan bij de meisjesbaby. Gemiddeld rijpen zij ook iets langzamer. Hun afweersysteem is aanvankelijk wat zwakker: zij hebben vaker kinderziekten. Zijn die eenmaal overwonnen dan wordt ook hun afweersysteem krachtiger. Hun fysieke groei en emotionele, verbale & cognitieve ontwikkeling verlopen vaak wat onregelmatiger, zo op het oog minder samenhangend. Zichzelf accepteren, de eigen emoties en energie leren kennen, het uitbreiden van hun gewaarwordingen, hun verantwoordelijkheid leren hanteren en ‘in balans komen’ zijn voor jongens de overkoepelende ontwikkelingsopgaven bij uitstek.
Mannen hebben – zo ziet het er naar uit – meer zenuwcellen in de hersenen dan vrouwen, maar die cellen hebben minder verbindingen; deze ontwikkelen zich al doende. Door iets mee te maken, máken wij nieuwe verbindingen, dat geldt voor jongens én voor meisjes, voor jongens in hun vroege ontwikkeling waarschijnlijk nog meer.. Het mannelijke brein heeft deels ook een wat andere structuur dan het vrouwelijke. Verschillende functies lijken aanvankelijk en deels meer gescheiden in afzonderlijke hersengebieden en gebiedjes, lijken wel minder verbonden, hoewel er altijd van een samenspel van hersengedeelten sprake blijft. Rijping van de hersenen en integratie van verschillende functies vanuit de dieper gelegen functies, eerst in het achterste gedeelte van het brein en later de meer voorin gelegen delen, vindt bij jongens gemiddeld wat later plaats dan bij meisjes, mede afhankelijk van de prikkels die zij vanuit de omgeving krijgen. Overigens kunnen verschillende hersenstructuren ook weer tot vergelijkbaar gedrag leiden.
Ook de hormonale dynamiek verschilt. Soms corrigeert de hormonale dynamiek de structuurverschillen in de hersenen, en soms versterkt die juist de verschillen in gedrag.
Heel simpel en kort door de bocht (veel is nog in onderzoek): onder invloed van o.a. testosteron wordt de ontwikkeling van een aantal delen in het brein die vooral functioneren bij de intelligentie van het lichaam en beweging, bij gevoelde emoties, ruimte, muziek, creativiteit en intuïtie, minder (vroeg) geïntegreerd met die delen die een belangrijke rol spelen bij logica, taal, analyse en bewuste structuur.
Sommige van deze hersenfuncties zouden vooral bij jongens wat meer in aparte gebieden zijn gelokaliseerd dan bij meisjes, er zijn aanwijzingen dat deze functies meer aan hersenhelften zijn gebonden (‘meer gelateraliseerd’). Daar komt nog bij dat verschillende hersengebieden bij jongens sowieso zeker de eerste jaren minder onderling geïntegreerd lijken dan bij meisjes. De hersenmassa (cellen en verbindingen) groeit bij jongens wat langer door, uiteindelijk neemt ook bij jongens gemiddeld zo rond 12 jaar het aantal hersencellen weer wat af (bij meisjes al rond 11 jaar) en neemt de efficiëntie van de inmiddels gemaakte verbindingen toe.
Het werkgeheugen wordt kleiner maar veel efficiënter. Wat blijft en wat verdwijnt hangt mede af van de wijze waarop de omgeving inspeelt op de potentiële kwaliteiten. “Use it or lose it” klinkt wat erg definitief, maar feit is dat een aantal zaken in een vroeger stadium gemakkelijker worden geleerd dan later in de adolescentie. (Denk bijvoorbeeld aan talen, maar ook aan empathie). Voor veel vaardigheden is er een ‘ontwikkelingsvenster’: te vroeg een kind iets willen aanleren waar het nog niet voor openstaat leidt gemakkelijk tot teleurstelling en bij het kind tot een laag zelfbeeld. Maar ‘te laat’ iets leren maakt het weer moeilijker. Een zaak dus van goed observeren, luisteren naar het kind en experimenteren (zie verderop in deze tekst: Vygotski’s ‘zone van naaste ontwikkeling’): wat heeft dít kind nú nodig. Zie ook het prachtige boek van Jelle Jolles Leer je kind kennen (2020)
6b Stressreacties
De hersenstam en diep in de hersenen het limbische brein zijn o.a. verantwoordelijk voor snelle, soms ook impulsieve en intuïtieve reacties, vaak aangeduid als Fight, Flight & Fright-reacties of (wat vaker bij meisjes: ‘Fawn’ overmatige aanpassing, conflict mijden, pleasen).
Onder stress nemen bij jongens deze dieper gelegen hersencentra het stuur snel over van de hoger en meer voorin gelegen hersendelen (delen van de frontale cortex waar meer bewuste en soms ook rationele afweging plaatsvinden, maar ook inhibitie: de remming van eigen impulsen). Dit kán tot snelle redding en zelfbehoud leiden, maar ook tot impulsieve, onveilige, riskante en domme reacties die ook nog eens in confrontaties tot snelle escalatie kunnen leiden. Als op straat een klein kind tussen de auto’s achter een bal aanrent, dan is dat in 9 van de 10 gevallen een jongetje.
Meisjes zijn in de regel minder snel in die intuïtieve en impulsieve handelingen en worden onder stress juist zeer actief in de hoger gelegen hersendelen; zij scannen de omgeving, en proberen met zoveel mogelijk dingen rekening houden. Dit kán bij meisjes leiden tot verstandiger reacties, maar ook tot verwarring, niet kunnen kiezen en het handelen maar aan anderen overlaten. Dat kán dan weer leiden tot slachtofferschap, maar mogelijk ook tot het innemen van slachtofferrollen en het manipuleren van anderen, bijvoorbeeld mannen of jongens. Die reageren daar dan weer op en zo komt er gemakkelijk een cyclus van slachtofferschap en daderschap tot stand, een soort symmetrische escalatie omdat we onze eigen impulsen en gedragingen niet voldoende kènnen.
Opmerkelijk is verder dat (nauw samenhangend met het vorige) de prefrontale cortex – sterk betrokken bij inhibitie (remming van impulsen), anticipatie op de gevolgen van eigen en andermans gedrag en planning – bij jongens later tot volle wasdom en integratie komt dan bij meisjes, tenzij wij hen bewust trainen in het gebruik van die functies. Dit gegeven is bijvoorbeeld van groot belang bij zaken als weerbaarheid, omgaan met conflicten en heel concreet in het verkeer.
6c Rijping van het brein
De rijping van de frontale cortex, de verbindingen tussen hersengebieden en meer in het algemeen de integratie tussen verschillende delen en functies, groeien met de jaren. De kwaliteit echter van die groei en integratie hangt vooral af van de bewerkte ervaringen: alles wat jongens meemaken, vaak door de juiste uitdaging, soms geleide gewaarwording, aandacht, oefening en stimulans. Het is dus zaak om alle gedeelten van het brein juist dán uit te dagen en in combinatie aan het werk te zetten als een jongen of meisje op dat moment daar aan toe is. Wanneer de integratie van de verschillende gebieden minder slaagt is het niet ondenkbaar dat bij jongens en mannen de cognitieve ontwikkeling van logica, taal, analyse en argumentatie wat los komt te staan van de emotionele ontwikkeling, of zelfs wordt ingezet om emotionele impulsen niet alleen te controleren (tot op zekere hoogte gezond) maar ook te onderdrukken of te omzeilen en te veronachtzamen (afweer) en dan komen we uit bij de klassieke macho-man die zijn eigen emoties nauwelijks snapt, laat staan kan controleren.
6d Motoriek
Het visuele brein en de grote motoriek zijn bij jongens vaak sterk ontwikkeld. De fijne motoriek – denk aan schrijven – ontwikkelt zich meestal wat later, maar kan zich zeer ver ontwikkelen (vgl. knutselen en fijne mechanica). Hun woordenschat is aanvankelijk geringer. De verschillende taalcentra – nodig voor reflectie – komen ook wat later tot volle ontwikkeling (mits de omstandigheden gunstig zijn: denk aan nieuwsgierigheid bij de ander, interesse in wat hen bezighoudt, stimulansen, voorlezen, open communicatie). De combinatie beweging – iets dóen – en taal (onder woorden brengen van wat je aan het doen bent) lijkt cruciaal voor de zelfreflectie. Dit is bijvoorbeeld prima verder uitgewerkt in het programma Rots en Water.
Spanning prikkelt tot prestaties, gelijk iets op willen lossen. Het lijkt wel of jongens steeds de uitdaging, de prikkel zoeken om hersenen en bewegingsapparaat aan de gang te zetten (en aldus ook nieuwe verbindingen te maken): leren via trial and error. Waar bij meisjes onder spanning (adrenaline) juist de neocortex op volle toeren draait om alle mogelijkheden te scannen (veiligheid!) en meisjes gemiddeld minder snel in actie lijken te komen (o.a. door minder testosteron en de neveneffecten daarvan), gaat bij jongens juist het accent naar de hersenstam en delen van het limbische brein.
Veel adrenaline in combinatie met veel testosteron leidt bij hen eerder tot snelle actie. Onder te veel spanning komen de hogere hersenfuncties soms zelfs nauwelijks aan bod en ontstaan de noodzakelijke verbindingen (= leren!) minder gemakkelijk of blijven beperkt tot direct nodige instrumentele handelingen. Bij stress gaan primaire reacties – fight, flight or fright[5] – eerder overheersen en wordt de prefrontale neocortex (o.a. het incalculeren van de consequenties van het eigen handelen, empathie, rekening houden met anderen, planning) praktisch afgeschakeld.
Gehoorzamen neemt dan de plaats in van leren, een vorm van ‘flight’ of vluchten.
Inhibitie (remming van impulsen) is met name voor jongens een belangrijk item. Deze remming is rond het 14e jaar in veel opzichten laag en het duurt uiteindelijk soms wel tot ruim het 20e á 24e jaar voordat belangrijke centra in de prefrontale cortex zóver zijn ontwikkeld dat jongens met behulp van inzicht in de consequenties van hun handelen zichzelf beter in de hand hebben (dit is overigens naast rijping zeker ook een kwestie van training die vroeg kan beginnen!)
Jongens staan dan ook, meer nog dan meisjes, voor de opgave om bijvoorbeeld via ademhaling (rust!) hun reflectieve vermogens bewust te leren hanteren (zie: partners en links, o.a. Rots en Water.)
6e Risico’s nemen
Jongens hebben vaak meer oog voor het benutten van mogelijkheden dan voor risico’s en veiligheid. Van risico’s nemen kun je erg veel leren. Spanning en gevaar kunnen ook aantrekkelijk worden om zichzelf te bewijzen. ‘De hersenstam en het limbische brein draaien op volle toeren’, maar de ‘buzz’ van riskant gedrag verdooft ook tijdelijk gevoelens van twijfels, schaamte of tekortschieten. Riskant gedrag kan dus een uitkomst zijn voor degenen die een laag zelfbeeld hebben en weinig perspectief zien: “Je lééft en hoeft even niet na te denken over thuis, school, werk, daar ga je je alleen maar rot door voelen“. Achteraf komen die gevoelens alsnog op en worden vaak afgeweerd, mogelijk met behulp van drugs of alcohol die hier als zelfmedicatie werken.
6f Emoties en grip op je eigen reacties
Onvolgroeide en/of verstoorde emotionele ontwikkeling maakt hen kwetsbaar voor emotionele druk. Als je je eigen gedrag of gevoelens onder woorden moet brengen (“Wat spook je daar uit?“) en vervolgens wordt gecorrigeerd of uitgelachen als je hakkelend (stress!) onder woorden probeert te brengen wat je eigenlijk bedoelt of wilde, dan ga je gemakkelijk bluffen, draaien of juist taal vermijden: Alles wat je zegt kan immers tegen je worden gebruikt.
Dat is jammer: juist door iets onder woorden te brengen breng je vanzelf structuur aan in je gedachten en gevoelens (en worden het bewuste en hanteerbare emoties). Zo worden reflectie en communicatie gemakkelijker. Het is handiger als volwassenen in plaats van tégen hen te praten, met jongens samen iets dóen, zich in hen verplaatsen en al doende mét hen praten over wat ze aan het doen zijn. (Eventueel: “Ik snap het, maar het kan ook zo….” ). ‘Ju’ en ‘Do’, bekend uit de martial arts, de vechtsporten. Meegaan met de beweging en dán – zo nodig – ingrijpen.
Jongens hebben zeker niet minder emoties dan meisjes, maar het kost hen – zeker als zij zich onder druk voelen staan – vaak meer moeite die bewust te voelen en onder woorden te brengen. [6]. Dat kost weliswaar tijd, maar dat is niet anders en scheelt veel energie later als er eenmaal grotere problemen zijn ontstaan die zij moeten leren hanteren.
Gevoel voor ruimte, beweging en het visuele brein zijn bij jongens vaak juist sterk ontwikkeld. Meer nog dan meisjes leren jongens vooral via trial & error (uitproberen en kijken wat er lukt of niet…). Dat is soms wat lastig voor de omgeving en brengt enig risico met zich mee, maar het is vaak wél hun natuurlijke weg.
Dáárop goed reageren leidt tot een vertrouwensband, die straks nodig is in meer ingewikkelde situaties. (“Vertel eens wat je aan het doen bent…? Interessant! Hoe doe je dat? Kun je mij – of die ander – even helpen?” Eventueel daarná: “Kan het iets zachter?” of “Pas je wel op voor…?” of “Kun je nu eerst even ….?” ). C’est la ton qui fait la musique.
Er wordt tegenwoordig vaak gesproken over ‘uitdagingen’ of ‘challenges’ en dat is goed: leren gaat niet vanzelf, maar gedijt juist in een stimulerende en uitdagende omgeving. Met één kanttekening: uitdagingen werken goed uit bij iemand die zichzelf accepteert en potentieel capabel voelt. Bij iemand met een laag zelfbeeld (te vaak voor ‘sukkel’ uitgemaakt, niet ervaren dat anderen zijn pure bestaan waarderen) kan een uitdaging nieuwe stress betekenen, twijfel aan eigen vaardigheid. Een beetje stress is oké (positieve faalangst, je wordt alert en gaat extra je best doen), maar bij teveel stress neemt het vermogen om creatief op nieuwe dingen te reageren af en de negatieve spiraal gaat verder omlaag… Derhalve éérst erkenning, zelfacceptatie, vervolgens door de dán ontstane ontspanning open staan voor iets nieuws…
Ontwikkeling van communicatieve vaardigheden helpt jongens en hun omgeving, zeker als wij ook oog hebben voor hun fysieke communicatie, daarin zijn zij vaak sterk. Vanuit fysieke balans en weerbaarheidsprogramma’s (als zij zich stevig in hun eigen schoenen voelen staan, hun energie rustig kunnen voelen en weten wat zij willen) kunnen sociale en meer verbale en reflexieve vaardigheden gemakkelijker worden aangeleerd en staan zij meer open voor nieuwe kennis en wat er voor komt kijken om die eigen te maken.
Tijdens de kinderjaren en de puberteit staat het venster voor leren wijd open! Niet alleen worden de bestaande verbindingen als het ware gereorganiseerd, maar er vindt ook verdere specialisatie van het brein plaats. Niet benutte gedeelten worden kleiner of raken geïsoleerd en niet gebruikte verbindingen sterven zelfs af.
E.e.a. wordt verder uitgewerkt in Hoofdstuk 1, 13 en 14 van De ontwikkeling van jongens in het onderwijs. Context en praktijk van primair tot en met hoger onderwijs (Woltring & v.d. Wateren, 2019)
7 Jongens nu
Nogmaals: sekse of sekserol zijn niet allesbepalend, we hebben het hier over gemiddelde verschillen tussen jongens en meisjes met grote overlaps, denk ook aan LHBTIQ+jongeren! Aanleg mag bepaalde kansen of risico’s versterken, maar realiseert zich vaak pas door invloeden uit de omgeving., die ook matigend kunnen werken. Je kunt jongens en meisjes niet reduceren tot één aspect van hun persoonlijkheid, nl. hun sekse en sekserol. We kunnen wél met gevoel voor sekseverschillen over hun schouders meekijken hoe thuis, school, de maatschappij en de media op hen inwerken en met hen gepaste antwoorden zoeken.
Verder is het goed om te weten dat sommige gedragsstoornissen bij jongens vaker voorkomen, met name in het autismespectrum (bijv. Asperger en autistiforme stoornissen), rond spraak & taal (vgl. stotteren) en rond energieregulering (denk aan ADHD en agressiestoornissen) . Deze worden vooral door aanleg gestuurd en kunnen door invloeden van opvoeding en omgeving sterker worden of juist afzwakken en/of hanteerbaar worden gemaakt. Jongens met gedragsstoornissen komen overigens eerder in het justitiële systeem terecht, terwijl meisjes eerder in de gezondheidszorg en hulpverlening belanden. (Jeugd-)gevangenissen zitten vol met jongens en jonge mannen die behalve begrenzing vooral ook steun en behandeling nodig hebben.
Het is bij al deze deels biologische gegevens wel verstandig om goed onderscheid te maken tussen regressieve opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid (terug naar de tijd van vóór het opkomende feminisme, legitimatie van gedrag door op genen te wijzen) en wat ik de post-feministische discussie noem: recht doen aan de ontwikkeling van jongens en mannen met respect voor de rechten en mogelijkheden van anderen, bijv. meisjes en vrouwen.
Betere opvoeding en omgang met jongens begint met nieuwsgierigheid, een zoektocht en verwondering. Wat betekent het om begin 21e eeuw een jongen te zijn? Meisjes veranderen, taken en rollen worden opnieuw verdeeld, de aspiraties zijn hoog en alles lijkt blijvend in beweging. Dat biedt ook jongens nieuwe kansen, maar niet zomaar. Een risicosamenleving vraagt bijzondere competenties. Te ver doorgeschoten individualisering leidt tot de opgave opnieuw onderling verbinding te zoeken, met elkaar en met de natuurlijke omgeving.
8 Mannen in opvoeding en onderwijs: rolmodel en feeling voor de leerstijlen van jongens
Het is voor jongens erg belangrijk dat zij in hun jeugd behalve met vrouwen ook met mannen te maken krijgen (en dat geldt natuurlijk ook voor meisjes, maar zij missen hun eigen sekse-identificatie minder, zij hebben meer nabije sekserol modellen die ook steeds meer mogelijkheden voorleven). Vrouwen kunnen er opletten welke boodschappen zij aan hun zoons en dochters over mannen geven, in woorden, mimiek en gedrag. Kinderen kijken daarnaar!
Ook jongens hebben nabije voorbeelden nodig waarmee zij zich kunnen meten, waaraan zij zich kunnen spiegelen en optrekken. Als kind worden zij vooral door vrouwen opgevoed, vaak prima, daar niet van, maar vaders en andere mannen staan nog te vaak op grote afstand. Je kunt van vrouwen erg veel leren, behalve hoe je man moet worden, of het zou moeten zijn naar haar wensen en gelijkenis, en dat is het ook niet helemaal.
Gelukkig zijn er steeds meer vaders die tijd vrij maken voor hun zonen en dochters, maar in het familierecht is de positie van het vaderschap in al zijn huidige vormen en uitwerking in de praktijk erg zwak geregeld.
In welke rollen komen jongens mannen tegen? Een vooral door vrouwen gedomineerd beschermend en ‘verbaal-emotioneel’ klimaat, bijvoorbeeld in kinderopvang en basisonderwijs, doet weinig recht aan de meer fysieke en experimenterende manier waarop veel jongens in het leven staan. Natuurlijk is er een zekere ordening en bescherming nodig. Maar óvermaat aan orde, netheid en bescherming, en in een te vroeg stadium teveel beroep doen op fijne motoriek en talige vaardigheden, verschijnen aan hen als dwang en hinderen hun nieuwsgierigheid, beweeglijkheid en experimenteerdrang.
Eenmaal puber voelen velen zich niet begrepen door vrouwen terwijl ze met de eerder gemiste mannen al gauw in een machtsstrijd komen, tenzij deze met humor en duidelijke structuur zowel ruimte als grenzen weten te bieden. Dezen waren ooit zelf jongen, hebben vergelijkbare ontwikkelingsopgaven gehad en weten vaak wat soepeler in te spelen op hun experimentele en grenzen zoekende gedrag.
Mannelijke leerkrachten verdwijnen steeds meer uit het primaire onderwijs, terwijl zowel jongens als meisjes juist vrouwen én mannen nodig hebben. Deze ontwikkeling dreigt zich versterkt door te zetten. Op de PABO’s is er in de loop der jaren misschien wel ‘een verborgen vrouwelijk leerplan’ ontstaan en zijn mannelijke studenten steeds zeldzamer, o.a. omdat zij zich minder voelen aangetrokken door de lesinhouden en de vooral verbaal cognitieve en ‘verbaal emotionele’ sfeer, het sterk relationele aspect. Juist meesters in het primaire onderwijs hebben vaak iets meer feeling voor het gedrag van jongens en weten hen ook vaak met minder woorden zo nodig tot de orde te roepen. Voor jongens met een allochtone achtergrond – soms niet gewend aan gezag van vrouwen buitenshuis als zij het kind stadium ontgroeid zijn – kan soepele en respectvolle samenwerking van meesters en juffen een uitstekend voorbeeld zijn.
Aangekomen in het VMBO of voortgezet onderwijs is de toon van onhandelbaarheid en schoolvijandig gedrag bij sommige jongens vaak al gezet. Zij redden het niet meer, ‘kunnen er weinig goed doen’ en het leven buiten de school is voor hen boeiender. Soms is er op grote scholen te weinig contact en de vriendenkring of peergroup wordt dan overheersend. (Deze thematiek wordt elders op deze site nader uitgewerkt, onder andere via de concepten ‘latente’ en ‘manifeste schoolhekel’).
9 Beelden, Media en reclame
Het eigene van iedere jongen verbleekt gemakkelijk bij niet – of slechts oppervlakkig – waar te maken ideaalbeelden in de media, en de eisen van de arbeidsmarkt. Die dwingen haast tot bluf. Dromen en fantasieën van jongens worden door reclamebureaus afgetapt, verglitterd en gekoppeld aan allerlei producten terugverkocht. Reclame en media doen juist een sterk appèl op heftige emoties als angst of geluk, aantrekkingskracht en jaloezie, hebzucht of afzetgedrag. Om te amuseren of om producten te verkopen, leiden zij juist áf van bewust nadenken en afwegen van mogelijkheden. Alsof je bént wat je (aan) hebt. Bewuste consumenten zijn niet goed voor de omzet… Hard werken en met de opbrengst van dat harde werken de spullen kopen die de gevolgen van het harde werken moeten compenseren en status verschaffen. Het beeld van de hamster in de tredmolen. Een vicieuze cirkel die uiteindelijk vaak destructief uitpakt, voor henzelf én voor hun omgeving.
Geboren uit een vrouw en met vooral nabije vrouwelijke voorbeelden om zich heen, bestaat de kans dat jongens zich vooral als ‘niet-meisje’ ontwikkelen; zij gaan zich afzetten tegen meisjes of vrouwen en gaan zich – toch al sterk visueel aangelegd – spiegelen aan karikaturale manbeelden in de media.
10 Machtsstrijd of balans?
Jongens willen grip krijgen op hun leven en staan voor de bijzondere taak om daarin balans te vinden. Geacteerd zelfvertrouwen en elkaar uitdagen in spel kán vooruitlopen op echt zelfvertrouwen, maar maakt ook dat je voortdurend door anderen kunt worden doorgeprikt. Sommigen sluiten zich af, eenzaamheid daagt, het begin van een vicieuze cirkel. Boosheid en wrok verhullen emotionele onhandigheid of een laag zelfbeeld en blokkeren de ontwikkeling tot evenwichtige volwassenen. Hun energie gaat alle kanten uit en in grote anonieme groepen kunnen zij gewelddadig worden. De kick van riskant gedrag dooft het nadenken: primaire emoties als fight, flight of fright nemen het roer over, behendigheid is alles wat telt en veel hogere hersenfuncties (in de neocortex) worden bijna letterlijk uitgeschakeld. Veel jongens zijn continu op zoek tussen machtsstrijd, het uitoefenen van macht en terugvallen in onmacht, tótdat zij op hun werkelijke eigen kracht komen en hun eigen verantwoordelijkheid voor hun daden goed kunnen hanteren. Zij verkennen graag de uitersten van de machtsdriehoek (vrij naar Anja van Servellen). Machtsdriehoek NL
Ieder maakt in zijn leven mee dat hij macht heeft: over zichzelf, over anderen of zijn omgeving. Dat geeft een gevoel van controle – je bent je onzekerheden de baas – dat geeft misschien wel een kick. Misschien komt de positie die je hebt bereikt je ook tóe – je bent ergens goed in, je neemt initiatief, geeft leiding en anderen vertrouwen je dat ook toe – maar het gevaar bestaat dat je je vastklampt aan die macht, je neemt meer dan je toekomt, blijft vastzitten, leert niet meer en raakt verkrampt: je wordt een dictator over anderen en deels ook over jezelf, je voelt je snel bedreigd. Je kunt uit je positie worden geduwd, de macht verliezen. Je kunt echter ook zelf loslaten en verder gaan omdat je je de beperkingen gewaar wordt.
Verandering – eventueel gedwongen – leidt soms tot machteloosheid. Je moet wel toegeven dat je iets niet (meer) kunt en komt jezelf behoorlijk tegen. Ook hierin kun je blijven vastzitten. Je wordt zielig, haalt ziektewinst uit je problemen en geeft anderen de schuld: de macht van het slachtoffer die energie bij anderen weghaalt. ‘Plakkers’ of ‘zuigers’ worden echter gemeden of krijgen ingewikkelde ruzies.
Maar je kunt ook léren. Je kunt op een ándere wijze de draad weer oppakken, je wordt assertief, gaat eventueel de machtsstrijd weer aan tot je weer macht hebt (over jezelf, de situatie, wellicht over anderen). Ook in die machtsstrijd leer je jezelf meer kennen.
Velen doorlopen deze ‘machtsdriehoek’ vaker, telkens weer anders, totdat zij al doende leren waar hun eigenlijke en innerlijke kracht zit: “Wat wil ík eigenlijk? Wat hoort bij míj, hoe groot of klein dan ook? Waar zit míjn talent, waar zit ík op mijn plek? Wat heeft voor mij écht betekenis. Waarin schuilt mijn bijdrage en wat heb ík nodig om tot een goed en geïnspireerd resultaat te komen. Hoe kan ik mij werkelijk met anderen verbinden en voel ik me niet langer alleen, zónder dat dat ten koste gaat van mijn eigen kracht en verantwoordelijkheid?” Voor meer details zie ook: Machtsdriehoek
Bij het zoeken naar hun plek tasten jongens elkaar af en richten zij zich ook vaak speels tegen elkaar. Gezonde competitie en concurrentie kunnen echter omslaan in destructief gedrag, zeker als zij teveel aan elkaar worden overgelaten, zich niet in anderen leren verplaatsen en onvoldoende sociale vaardigheden ontwikkelen. Zij hebben de handen vol aan zichzelf. De ontwikkeling van innerlijke kracht en gevoel van richting – “Waar gaat het eigenlijk om? Wie ben ik? Wat kan ik?” – wordt geremd door machtsuitoefening om eigen onzekerheden de baas te kunnen. Compenseren, vechten of juist gehoorzamen komen in de plaats van steeds meer gewaarwordingen en leren. Sommigen verschuilen zich in onmacht of blijven hangen in strijd. Veel jongens laveren tussen branie en verlegenheid.
11 Energie in banen leiden
Jongens lastig? Hun gedrag kan men ook zien als signaal: jongens willen hun leven betekenis geven en zoeken grenzen op. Zij testen volwassenen op hun integriteit, maar hebben nog moeite om autoriteit te erkennen en stagneren soms in wrok, een trieste combinatie van verdriet en woede. Correctie is soms hard nodig, maar de huidige roep om harder straffen, ’tuchtscholen’ voor die jongeren, vooral jongens, die niet meer te hanteren zijn, is een betreurenswaardig sluitstuk, teken van tekortschietende inzet van ouders, begeleiders, onderwijs en beleid.
Veel eerder aandacht besteden aan jongens en hún ontwikkelingsopgaven en hun noden kan veel ellende voorkomen. Wij moeten jongens steunen bij het zoeken naar nieuwe wegen. Dat betekent allereerst: contact leggen, luisteren, observeren en waardering. Maar ook: goede voorbeelden geven, kennis overdragen en grenzen stellen, deze vooral helder uitleggen en ook handhaven, liefst met wat humor en een uitweg zonder gezichtsverlies. Wat je hebt aangericht kun je soms goed maken. Interesse werkt. Confrontatie is OK, maar vernedering nooit. Niemand hoeft af te gaan.
12 Zone van naaste ontwikkeling (Vygotski)
Het concept ‘zone van naaste ontwikkeling‘ van de Russische leerpsycholoog Vygotsky kan ons werk verhelderen. Zoals cellen zich voortdurend delen en het organisme groeit, zo hebben kinderen, jongens, een sterke drang te groeien, iets mee te maken, zich te ontwikkelen. Hun wereld wordt steeds groter, hun perspectief breder & verder, en in de hersenen ontstaan steeds meer actieve en meer efficiënte verbindingen. Jongens maken veel mee en willen – als het goed gaat – steeds meer eigen verantwoordelijkheid dragen. Een soms grillige levenslijn: succes, tegenslag en soms terugval. Leren gaat met vallen en opstaan. Ontwikkeling verloopt lang niet altijd geleidelijk. Soms gebeurt het in fasen, waarbij een nieuwe fase pas aanbreekt als de vorige fase goed is doorlopen, eigen gemaakt. Soms echter is het ook een grillige lijn. Op het ene gebied anders dan op het andere gebied, maar telkens probeert het organisme weer tot integratie te komen van het meegemaakte. (Nederlands is hier een mooie taal: wij maken iets mee, d.w.z. we maken ook nieuwe verbindingen aan.
Oog hebben voor de fase van iemands ontwikkeling en die vaardigheden die hij/zij reeds beheerst is van belang. Iemand tegenhouden in wat hij al zelf kan is óf vernederend óf maakt lui. Sluit je echter aan bij wat hij al kan, dan bevestig je zijn eigenwaarde en dat doet groeien. Sommige vaardigheden (bijv. taal) moet je prikkelen, uitdagen, anders ontstaan ze niet.
Een jongen voor een opgave stellen die hem zeker niet goed af zal gaan, of waarbij hij zichzelf of anderen in gevaar brengt, leidt tot mislukking en afgang. Ook dát is vernederend of leidt tot angst of wrok. In zo’n situatie kan men hem beter begrenzen daar waar hij vér over zijn eigen grenzen en die van anderen heengaat en hem juist ondersteunen bij datgene wat hij nog nét niet kan maar met enige hulp wel.
Dán slagen geeft niet alleen zelfvertrouwen maar ook vertrouwen in degene die hem doet groeien in zijn kunde. Niet te verwerken gebeurtenissen of zeer negatieve ervaringen vragen om steun en hulp om die alsnog woorden of anderszins een plek te geven, anders houdt het leren op, ontstaat er een knoop of verborgen bitterheid, verdriet of woede.
Tijdlijn: | Eerdere fase | Nu | Komende fase | Toekomst, het onbekende |
Typering: | Vaardig, ervaren | Benutten | Mogelijk, nieuwe prikkels | Nog niet aan toe |
Houding: | Zelfvertrouwen | Nieuwsgierig of teruggetrokken | Open of afgesloten, Branie of verlegenheid | Nieuwsgierig of angstig |
Handelen: | Toepassen, gebruiken | Ervaren | Uitproberen, grenzen aftasten, leren of terugtrekken | Zelfoverschatting en onderschatting situaties of juist andersom |
Begeleiding: | Toevertrouwen, hierop aanspreken | Er zijn, uitdagen, steunen, | Niet overbelasten, doen leren van fouten | Begeleiden, begrenzen, eventueel voorlopig verbieden |
Dit opvoeden, onderwijzen en coachen met de ‘zone van naaste ontwikkeling’ gaat op bij hun alledaagse taken, in het onderwijs, bij sport, ontspanning, internet, muziek of rijopleiding. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of een opgevoerde bromfiets aansluit bij de reeds verworven balans van 16-jarigen, of eigenlijk te hoge eisen stelt en de eigen onrustige energie van jongens nog eens met 50 cc versterkt, met ongein en ongelukken als gevolg.
Populair of niet, het gaat er steeds weer om ín te spelen op wat jongens willen en kúnnen; dat zo nodig samen uitzoeken, woorden geven, samen alternatieven ontwikkelen en hen zo nodig helpen hun energie in andere banen te leiden. In principe een vorm van coaching, zeker wanneer de jongens steeds meer zelf hun eigen doelen stellen en weten te verfijnen. Zo krijgen jongens meer grip op hun eigen lijf en leven, kunnen zij samenwerken met anderen, gaan zij zich verantwoordelijk voelen voor zichzelf en hun omgeving. Zo groeien zij uit tot prima mannen die zich met anderen verbonden weten, in plaats van zelfzuchtige egoïsten, macho’s, rigide controleurs of politiek correcte, verbaal meegevende maar in feite zwakke mannen zonder een evenwichtig en sterk zelfbeeld. (zie ook: jongens in balans)
Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in het Hermes-project: coachend leren autorijden met steeds meer grip op eigen veilig of riskant gedrag.
Vaders kunnen meer plezier hebben met hun zoons en beroepskrachten of vrijwilligers krijgen zo ook meer plezier in hun werk met jongens.
[1] Een bekende en eigenlijk wat laffe truc: een beetje sarcastisch of meer cynisch: “Ok, ik bèn een oen, maar aan mij valt toch niks te veranderen” en intussen gewoon doorgaan met wat je doet.
[2] Al is er een begin. In 2009 organiseerde ik samen met het Alg.Pedagogisch Studiecentrum een conferentie ‘Jongens in beeld’. Er verscheen een Emancipatiemonitor (CBS) waaruit bleek dat jongens op bijkans alle fronten in het onderwijs achterliepen, werden er kamervragen gesteld en in 2010 was er een ITS-rapport ‘De onderwijsachterstand van jongens’. Jelle Jollesc.s. (Centrum Brein en Leren van de VU) publiceerde eind 2015 een rapport over jongens en meisjes in het MBO en HO, en zo is er gelukkig steeds meer. Zie ook de pagina Onderwijs op www.laukwoltring.nl De discussie vlamt af en toe op, echter vaak met een beperkte scope (direct waarneembaar cijfermateriaal), maar de lange lijn in de ontwikkeling van jongens van 0-24 blijft veelal buiten beeld (geldt niet voor Jolles c.s.).
[3] Zie ook teksten en links op de pagina ‘Diversen’
[4] Vrouwen hebben ook enig testosteron – je kunt niet goed zonder – maar in de regel veel minder. Zij hebben weer andere prachtige of soms lastige hormonen die hen weer voor aparte opgaven stellen..
[5] Vechten, vluchten, of bevriezen (stilstaan, niet opvallen, geen aandacht trekken) ; allen primaire overlevingsreacties.
[6] Ingrijpen wordt vaak al onnodig als een jongen iets wat meer bewust gaat doen. Pure belangstelling wèrkt.